Een werknemer werd ontslagen om dringende reden nadat hij werd gearresteerd en vervolgd voor opzettelijke doodslag (aanrijding van zijn vriendin). De motivatie van het ontslag om dringende reden bestond uit deze twee elementen: enerzijds de opzettelijke doodslag door de werknemer en anderzijds het feit dat de werknemer werd gearresteerd omdat hij beschuldigd werd van deze feiten. Uiteindelijk werd door de correctionele rechtbank in hoger beroep geoordeeld dat er sprake was van onopzettelijke doodslag en het niet verlenen van bijstand aan een persoon in nood.
Volstaat een aanhoudingsmandaat?
In eerste instantie stelt het arbeidshof dat het moet onderzoeken of de ingeroepen en betekende feiten een fout uitmaken die werd begaan door de werknemer en die aan hem kan worden toegerekend.
Eén van de ingeroepen dringende redenen, meer bepaald dat de werknemer onder aanhoudingsmandaat werd geplaatst, maakt naar het oordeel van het arbeidshof op zich geen fout uit die werd begaan door de werknemer. Het gaat volgens het arbeidshof eerder om een indirect gevolg van een mogelijke fout van de werknemer. Het arbeidshof oordeelt dan ook dat er geen sprake kan zijn van een aan de werknemer toerekenbare fout, aangezien de arrestatie helemaal niets te maken heeft met de wil van de werknemer.
Fout in het privéleven
Vervolgens herhaalt het arbeidshof dat de fout die de dringende reden uitmaakt, zich kan situeren buiten de arbeidsrelatie en dus in het privéleven van de werknemer. Deze fout moet weliswaar een impact hebben op de contractuele relatie, in die zin dat zij de voortzetting van de arbeidsrelatie onmogelijk maakt.
Het arbeidshof voegt eraan toe dat de fout bovendien voldoende ernstig moet zijn. Het kan volgens het arbeidshof niet worden betwist dat opzettelijke doodslag, zoals geviseerd in de motiveringsbrief van de dringende reden, een intrinsiek ernstige fout uitmaakt. Hetzelfde geldt volgens het arbeidshof voor de onopzettelijke doodslag, zoals uiteindelijk weerhouden door de correctionele rechtbank, in combinatie met de begeleidende omstandigheden (een gebrek aan vooruitziendheid en voorzichtigheid met de dood tot gevolg in een dronken en geënerveerde toestand).
Ook wat het niet verlenen van bijstand aan een persoon in nood betreft, is het arbeidshof van oordeel dat er sprake is van een intrinsiek zware en onaanvaardbare fout. Deze fout kan volgens het arbeidshof echter niet weerhouden worden als dringende reden, aangezien deze niet was opgenomen in de motiveringsbrief. Hoewel deze zienswijze vanuit een strikt juridisch standpunt correct is, gaat het arbeidshof hierbij toch wel vrij ver, aangezien de werkgever op het ogenblik van het ontslag om dringende reden en de kennisgeving van deze dringende reden uiteraard enkel kan voortgaan op de informatie die hij op dat ogenblik in bezit heeft. Hij kan niet anticiperen op welke kwalificatie de strafgerechten uiteindelijk gaan weerhouden.
Aantoonbare impact op het werk?
Vervolgens gaat het arbeidshof onderzoeken of de fout de voortzetting van de arbeidsrelatie onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt op basis van het bewijs dat moet worden aangebracht door de werkgever die de dringende reden inroept. De werkgever argumenteerde in deze zaak dat hij de betrokken werknemer niet langer in dienst kon houden, aangezien de feiten in de pers waren geweest en de collega’s van de werknemer aan de directie te kennen hadden gegeven niet langer met hem te kunnen samenwerken.
De werkgever brengt hier echter volgens het arbeidshof geen (afdoende) bewijzen van bij. Volgens het arbeidshof gaat het eerder om een veronderstelling, waar het hof twijfels bij heeft.
De dringende reden wordt dan ook niet aanvaard. Feiten uit het privéleven kunnen een ontslag om dringende reden rechtvaardigen. Het is dan echter wel van belang dat de werkgever kan aantonen dat er een impact is op de professionele sfeer en dat de voortzetting van de arbeidsrelatie definitief en onmiddellijk onmogelijk wordt gemaakt.
Op basis van dit arrest van het arbeidshof van Luik blijkt dat dit geen evidentie is. Al moet wel worden opgemerkt dat andere rechtbanken in het verleden een strafrechtelijke veroordeling wel al hebben aanvaard als dringende reden. Voorzichtigheid blijft weliswaar geboden.
■ Bron: Arbeidshof van Luik, 18 november 2015, SocialWeb
■ Auteur: Dorien Vandeput (Claeys & Engels)