Het Rekenhof stelt vast dat een groot deel van de re-integratietrajecten via de bedrijven ‘wordt opgestart met het oog op het verkrijgen van een ontslag wegens medische overmacht’. Het signaleert dat dit praktijk ‘tot extra werkdruk leidt bij de arbeidsarts en de trajecten kunstmatig opdrijft’. Meer dan twee derde van de langdurig zieken in zo’n traject is na anderhalf jaar nog altijd niet opnieuw aan het werk. Het Rekenhof stelt daarbij vooral een veel hogere uitstroom naar de werkloosheid vast.
Hoe sneller een re-integratietraject wordt opgestart, hoe meer kans op succes. ‘Maar door een gebrek aan adviserende artsen is het niet altijd mogelijk om snel op te treden’, zegt het Rekenhof. ‘De komende jaren zal het aantal artsen vermoedelijk verder dalen, terwijl het aantal arbeidsongeschikten die ze moeten begeleiden, jaar na jaar toeneemt.’
Tegelijk lopen de huisartsen, adviserende artsen en arbeidsgeneesheren elkaar soms voor de voeten, wat leidt tot ‘communicatieproblemen’. ‘Info stroomt nu moeilijk door, en in sommige gevallen niet, waardoor artsen soms dubbel werk leveren.’
Nog een citaat: ‘Om het beleid te evalueren en bij te sturen ontbreekt het de overheid aan de meest elementaire informatie over de trajecten en de stappen in het proces.’ Vooral over de re-integratietrajecten via de werkgevers is amper iets bekend. De reden? ‘Geen enkele instantie werd belast met het verzamelen, bijhouden en ter beschikking stellen van gegevens met het oog op evaluatie.’
Voorts blijkt dat het Riziv ‘momenteel niet kan berekenen hoeveel een opleidingstraject in het kader van re-integratie kost’.
De kosten voor de re-integratietrajecten via de werkgevers moeten dan weer meestal door de bedrijven zelf gedragen worden. Volgens de koepel van externe preventiediensten creëert dat een negatieve perceptie bij bedrijven, ‘wat mogelijk een negatief effect heeft op hun medewerking aan de trajecten’.
Bron: De Standaard.