“Rekening houdend met een inflatie van 10,6 procent, betekent dat een reële groei van 14,1 procent voor de totale overheidspensioenen”, stipt het Rekenhof aan. De federale overheid liet de kleinste reële stijging optekenen in de voorbije vijf jaar, met een klim van 6,2 procent. De sterkste stijging was het Brussels gewest, met liefst 49 procent.
Piramide
De 50-plussers maakten in 2010 al 42 procent uit van het administratief federaal personeel. Slechts 8,5 procent is jonger dan 30. De omgekeerde leeftijdspiramide, met opvallend weinig jongeren en veel ouderen, is met andere woorden een tikkende tijdbom voor de pensioenlast.
De federale ambtenaren en leerkrachten vertegenwoordigen ruim vier vijfde van de toegekende pensioenen. Midden 2010 namen de federale ambtenaren 40,9 procent van de overheidspensioenen voor hun rekening.
De grootste groep is echter het onderwijzend personeel, dat goed was voor 42,2 procent van de pensioenen. De lokale besturen zijn goed voor een aandeel van 12,4 procent, terwijl gemeenschappen en gewesten 4,4 procent voor hun rekening nemen.
Militaire pensioenen
Voor de federale overheidsdiensten waren de pensioenuitgaven in 2010 3,9 miljard euro, wat een stijging van 2,1 procent is in vergelijking met een jaar eerder.
De belangrijkste pensioenpost op dat niveau blijft ook in 2010 die van de militaire pensioenen, van het leger en de voormalige rijkswacht, met 1,3 miljard euro.
In totaal registreerde het Rekenhof op 1 juli 2010 443.993 overheidspensioenen, 353.551 rust- en 90.442 overlevingspensioenen.
Bron: De Tijd