Meer dan één op twee Belgen zegt vertrouwen te hebben in de vakbonden, en dat is volgens de OESO de laatste twee decennia nog toegenomen. Ook het lidmaatschap blijft voor België als één van de enige landen in Europa hoog en stabiel. België zit daarmee in het gezelschap van landen als Finland, Denemarken, Zweden en Nederland.
Maar als Belgische bedrijfsleiders zich moeten uitspreken over hun relatie met de vakbonden, dan zijn ze minder enthousiast. Zij beoordelen de arbeidsverhoudingen in België eerder in termen van confrontatie dan coöperatie.
Stan De Spiegelaere (onderzoeker bij het Europees Vakbondsinstituut en kernlid van de denktank Minerva) legt uit: “België is hiermee een opvallende uitzondering in Europa: vakbonden genieten de steun van de bevolking, maar bedrijfsleiders zijn allesbehalve enthousiast. In de meeste anderen landen is het anders: waar vakbonden veel steun genieten, zijn de relaties met het management goed, waar ze minder steun genieten, is er meer confrontatie. België combineert bonden met veel steun met moeilijke relaties met het management, een moeilijke evenwichtsoefening.”
Hoe valt dit te verklaren?
Maarten Hermans (onderzoeker aan het HIVA – KU Leuven en kernlid van de denktank Minerva): “Het hoge lidmaatschap is deels te verklaren door hun betrokkenheid bij de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen, maar de hoge mate van vertrouwen is gelinkt aan hun aanwezig in vele bedrijven en de sterke dienstverlening naar leden en werknemers toe.”
De gespannen relatie met het management verklaren, ligt moeilijker. Conflict komt van twee kanten. Aan de ene kant zorgt het rood, groen en blauw gekleurde vakbondspluralisme er mee voor dat men op bedrijfsniveau een syndicaal opbod krijgt. Hermans: “Zo’n opbod kan positief zijn voor een betere dienstverlening. Het kan natuurlijk ook de relatie met het management moeilijk maken als de bonden strijden om wie er het strafst uit de hoek kan komen.”
Van werkgeverszijde wordt dat opbod beantwoord met een onwil om de werknemersvertegenwoordigers echt mee te nemen in de besluitvorming, iets wat wel gebeurt in Noord-Europese landen. De Spiegelaere: “Ander Europees onderzoek toont duidelijk aan dat werknemersvertegenwoordigers in België weinig strategische invloed hebben. Op zachte thema’s als veiligheid en gezondheid scoren we goed, maar als het over herstructureringen, arbeidstijd of werkgelegenheid gaat, hebben de Belgische bonden duidelijk minder impact.”
Hermans: “Andere cijfers tonen bovendien dat een vijfde van de vakbondsvertegenwoordigers aangeeft bedreigd te zijn geweest met ontslag, en een derde geconfronteerd werd met pesterijen van de werkgever omwille van het uitoefenen van zijn of haar mandaat als vertegenwoordiger. Een context die het moeilijk maakt om een coöperatieve sociale dialoog op te bouwen.”
Naar een nieuwe leest?
België doet het zeker niet slecht, alle werknemers blijven genieten van arbeidsvoorwaarden die vastgelegd zijn in een fijnmazig net van sociaal overleg. De sociale partners zijn tot nader order tot elkaar veroordeeld.
Als de moeilijke evenwichtsoefening van de Belgische sociale relaties onhoudbaar blijkt, dan zijn er twee situaties mogelijk. Ofwel gaan we richting een ietwat coöperatiever systeem waarin vertegenwoordigers echte inspraak gegeven wordt over strategisch ondernemingsbeleid. Ofwel gaan we richting een eerder Frans scenario, meer gericht op confrontatie.
Bron: Denktank Minerva (denktankminerva.be)