In een gemeenschappelijk tekst zijn de sociale partners tot een voorakkoord gekomen over de modernisering van de arbeidstijd. De regering neemt nu enkele dagen de tijd om zich te beraden.
Tegen uiterlijk 18 februari moet er dan een akkoord zijn, niet alleen over die modernisering van de arbeidsmarkt/arbeidstijd, maar ook over eerdere akkoorden die de sociale partners bereikten. Dat gaat dan over bijvoorbeeld de welvaartsvastheid en lastenverlagingen.
Aan dat moeilijk bereikte evenwicht mag niet worden geraakt. ‘Het akkoord is ondeelbaar’, luidt het bij de sociale partners.
Wat is er afgesproken?
Het optrekken van het aantal overuren per kwartaal van 65 naar 78. Maar op jaarbasis is de limiet wel 91 overuren per werknemer. De bestaande regel, waarbij dat nog eens kan worden opgetrokken tot 130 overuren, blijft. Maar het wordt wel gemakkelijk gemaakt.
Er komt een versoepeling van de annualisering van de arbeidstijd.
Het wordt voor de werkgever mogelijk om al deze overuren uit te betalen. Maar dat kan alleen op vraag van de werknemer. Als voor cash wordt gekozen, wordt de overurenteller direct weer op nul gezet.
Glijdende werkuren zijn vooral bij bedienden al ingeburgerd. Maar dat gebeurt momenteel op basis van afspraken binnen de onderneming of organisatie zelf. Het voorstel is om het systeem van glijdende werkuren wettelijk te verankeren. Dat biedt veel meer rechtszekerheid aan de werknemers.