Werkgevers betalen deze week de lonen van hun personeel. Daar waar de taxshift hen een daling van de sociale-zekerheidsbijdragen voorspiegelde van 5 procent, blijkt dit in realiteit niet het geval te zijn. De taxshift geldt namelijk niet op dezelfde manier voor alle werkgevers. Sommige categorieën van werkgevers zijn uitgesloten en voor werkgevers voor wie ze wel volledig van toepassing is, is de werkelijke impact erg verschillend. Eén ding staat vast: de daling van de loonkosten ligt in de praktijk ver van de vooropgestelde 5 procent.
Reden daarvoor is dat een hervorming van de structurele bijdragenvermindering de daling van de basisbijdragen deels tenietdoet. Dit leidt ertoe dat de uiteindelijk verschuldigde RSZ-bijdrage sterk afhankelijk is van de hoogte van het aan RSZ-bijdragen onderworpen loon. Belangrijkste conclusie: voornamelijk werkgevers die werknemers met een laag loon tewerkstellen, profiteren van de taxshift met lagere bijdragen.
Dirk Wijns, Director Acerta Consult, legt uit: “De basisbijdragen voor profit-werkgevers en sommige non-profitorganisaties dalen inderdaad met 5 procent sinds 1 januari 2018. Maar dit betekent niet dat de effectieve loonkosten ook met dit percentage dalen. De werkgeversbijdragen zijn procentueel het laagst voor werkgevers die werknemers met een laag loon tewerkstellen.”
Daling tussen 0,84 procent tot 1,91 procent
Uit enkele simulaties blijkt dat de Belgische politiek kiest om de tewerkstelling van werknemers met een laag loon aan te moedigen door voor hen te voorzien in lagere RSZ-bijdragen dan voor een werknemer met een hoger loon.
Merk echter op dat de ‘lage loongrens’ vandaag reeds op 2950 euro/maand ligt, wat nog bezwaarlijk als een laag loon aanzien kan worden.
Social profit profiteert niet mee
De daling van de loonkosten gaat in belangrijke mate voorbij aan veel werkgevers uit de social profit. Het betreft een belangrijke groep van werkgevers wiens werking in belangrijke mate gesubsidieerd wordt door de federale of regionale overheden. Denk aan ziekenhuizen, bejaardentehuizen, opvoedings- en huisvestingsinstellingen, gezins- en bejaardenhulp. Voor hen is er geen daling van de basisbijdragen voor sociale zekerheid.
Wenselijk: loonkosten hoge lonen ook drukken
België heeft sinds 1996 als uitdrukkelijke doelstelling om de evolutie van haar loonkosten af te stemmen tegenover onze drie belangrijkste handelspartners Nederland, Frankrijk en Duitsland. Ook de door werkgever te betalen sociale-zekerheidsbijdragen maken onderdeel uit van deze loonkosten.
Opmerkelijk is dat elk van deze landen de sociale-zekerheidsbijdragen geheel of gedeeltelijk berekent op een loon dat begrensd wordt. Zo bedraagt voor Frankrijk het loonplafond voor het jaar 2017 welgeteld 3289 euro pr maand. Voor werknemers met een hoger loon wordt op het gedeelte dat dit bedrag overschrijdt geen bijdragen geheven voor een aantal sectoren van de sociale zekerheid. België had in het verre verleden eveneens plafonds voor de berekening van de RSZ-bijdragen. Deze werden begin de jaren ‘80 afgeschaft.
Dirk Wijns: “België ambieert zijn loonkostenontwikkeling in lijn te houden met deze van Nederland, Frankrijk en Duitsland, onze belangrijkste handelspartners. In die internationale context zou het niet onlogisch zijn om de sociale-zekerheidsbijdragen voor werknemers met een hoog loon verder te verlagen of een loonplafond in te voeren voor de berekening van de bijdragen.”
Bron: Acerta (acerta.be)