Uit het onderzoek blijkt dat de wil om te werken daalt wanneer in een land de welvaart stijgt: werk neemt dan een minder centrale plaats in. Mensen hechten meer waarde aan dingen buiten het werk (bijvoorbeeld consumptie, vrije tijd, familie en vrienden).
Een mogelijke verklaring volgens de onderzoekers is dat op een bepaald moment een verzadigingspunt bereikt wordt. Als de welvaart in een land een bepaald niveau heeft bereikt, dan zijn mensen nauwelijks nog gemotiveerd om meer en langer te werken.
Hetzelfde effect is terug te vinden bij individuen: tot een bepaald salaris zijn mensen geĂŻnteresseerd om meer uren te werken voor meer loon, maar vanaf een bepaald punt vlakt dat effect af.
De onderzoekers merken bovendien weinig intrinsieke motivatie om te werken. “De rol van arbeid verandert blijkbaar, maar dan kun je nog een onderscheid maken tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Onze verwachting was dat werk minder belangrijk wordt, omdat mensen materiële beloningen minder belangrijk vinden, en tegelijkertijd een hoger belang hechten aan zaken als zelfontplooiing en plezier in het werk. Bewijs hiervoor hebben we niet kunnen vinden”, besluiten de onderzoekers.
Bron: P&O Actueel