Een analyse van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding toont aan dat er nog werk aan de winkel is, ook op de arbeidsmarkt.
Uit cijfergegevens van de VDAB blijkt dat slechts 36,7 procent van alle personen met een beperking of langdurig gezondheidsprobleem ergens aan de slag is. Dit is bijzonder weinig en bovendien een achteruitgang ten opzichte van vorige jaren. Ter vergelijking: bij personen zonder hinder bedraagt de werkzaamheidgraad 69,4 procent.
Het feit dat er anno 2011 nog steeds meer middelen gaan naar beschutte werkplaatsen dan naar de ondersteuning van personen met een handicap op de reguliere arbeidsmarkt, toont aan dat ook het politieke denken met een perceptieprobleem blijft kampen.
Dat uit zich trouwens in de tewerkstellingscijfers binnen de publieke sector: de Vlaamse regering keurde in 2004 een algemeen streefcijfer goed van 4,5 procent personeelsleden met een handicap voor 2010. In 2010 bleef dit cijfer steken op 0,93 procent. En met een schamele 1,28 procent maken ook de federale publieke diensten niet bepaald hun voorbeeldfunctie waar.
“In 2010 had een derde van alle meldingen rond handicap en discriminatie betrekking op arbeid. Het probleem speelt zich heel vaak af op twee niveaus: het (medisch) aanwervingsbeleid en het gebrek aan redelijke aanpassingen op de werkvloer. Resultaat: te weinig mensen met een handicap stromen door naar de reguliere arbeidsmarkt”, zegt Jozef De Witte, directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
Hij pleit er dan ook voor meer te investeren in een selectiebeleid dat diversiteit en gelijke kansen stimuleert. “Daarnaast moet nog meer gehamerd worden op het voorzien van de nochtans wettelijk verplichte, redelijke aanpassingen. Dergelijke investeringen zijn de moeite waard: niet alleen voor de mensen zelf, maar ook voor de financiële gezondheid van ons land. Het uitsluiten van personen met een beperking of handicap betekent een verlies aan welvaart en betekent een zware kost voor de sociale zekerheid.”