Barbara Heylen, Advocaat, Claeys & Engels
Na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (uittreding) moet de werkgever de werknemer informeren over o.m. het bedrag van de verworven reserves in het aanvullend pensioenplan en de verschillende opties met vermelding of de overlijdensdekking al dan niet behouden blijft. In de praktijk spreekt de werkgever vaak met de verzekeraar af dat de verzekeraar de uittredingsbrief rechtstreeks aan de aangeslotene bezorgt. Maar wat indien de aangeslotene of zijn nabestaanden nadien opwerpen dat de aangeslotene die uittredingsbrief nooit ontvangen heeft? De wet van 28 april 2003 op de aanvullende pensioenen (WAP) geeft geen oplossing voor dit heikel probleem. Het Arbeidshof van Brussel zet in een recent arrest van 13 juni 2023 nog eens de puntjes op de ‘i’.
Feiten
Na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de aangeslotene werd het keuzeformulier bij uittreding door de verzekeraar per gewone post verstuurd. De werkgever was immers met de verzekeraar overeengekomen dat de verzekeraar zou instaan voor de verzending van de uittredingsbrieven. De aangeslotene had dit keuzeformulier echter nooit teruggestuurd.
Het betrof in deze zaak een uittreding vóór 2016. Vóór 2016 voorzag de WAP geen minimale overlijdensdekking voor de “slapers”. Dit betekende dat wanneer de aangeslotene na uittreding had nagelaten om een keuze te maken m.b.t. de verworven reserves, er vaak geen overlijdensdekking meer was en zelfs de opgebouwde verworven reserves niet werden uitgekeerd aan de partner/nabestaanden.
Na het overlijden van de aangeslotene klopte de erfgenamen aan bij de verzekeraar, waarna er een discussie ontstond of de aangeslotene destijds bij zijn uittreding al dan niet het keuzeformulier had ontvangen. De erfgenamen riepen in dat de overleden aangeslotene nooit een uittredingsbrief had ontvangen en dus nooit de kans had gekregen om te bepalen wat er met zijn gespaarde pensioenreserves moest gebeuren en om te opteren voor een overlijdensverzekering. Ze vroegen aan het Hof om de verzekeraar en de ex-werkgever te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding.
Beslissing van het Arbeidshof
Het Hof bevestigde dat de WAP enkel bepaalt dat de kennisgeving bij uittreding schriftelijk of langs elektronische weg gebeurt. De verzekeraar verzond de uittredingsbrief via de gewone post, maar kon niet bewijzen dat de uittredingsbrief effectief werd verzonden. Het Hof merkte daarbij op dat de verzekeraar aan de bewijsproblemen had kunnen tegemoet komen door de uittredingsbrief ook per e-mail, met ontvangstbewijs, te zenden naar de aangeslotene.
Hoewel de werkgever en de verzekeraar waren overeengekomen dat de verzekeraar de uittredingsbrieven zou versturen, oordeelde het Hof dat de erfgenamen van de overleden aangeslotene ook de werkgever mee konden aanspreken tot betaling van een schadevergoeding. Volgens de wet en de algemene voorwaarden van de groepsverzekering rustte de verplichting om de uittredingsbrief aan de aangeslotenen te bezorgen immers op de werkgever. Als de werkgever die taak vervolgens uitbesteed aan de verzekeraar, had de werkgever erop moeten toezien dat de verzekeraar (als lasthebber) deze verplichting correct nakwam. Als niet blijkt dat de verzekeraar de brief heeft verstuurd, beging de werkgever tegen over de aangeslotene en zijn erfgenamen, die derde-begunstigden zijn van de overlijdensverzekering, een contractuele tekortkoming. De erfgenamen waren als begunstigden van de overlijdensverzekering ook “nauw betrokken derden” bij de contractuele afspraak tussen de werkgever en de verzekeraar, zodat ze ook rechtstreeks de verzekeraar konden aanspreken, aldus het Hof.
Het Hof veroordeelde in eerste instantie de werkgever en de verzekeraar in solidum tot betaling van een schadevergoeding. Door de contractuele fout van de werkgever en de verzekeraar hebben de weduwe en de zonen schade geleden omdat ze daardoor een kans op een overlijdensdekking hebben verloren. Bij het evalueren van de schade besliste het Hof dat de kans dat de aangeslotene zou geopteerd hebben voor een overdracht van de verworven reserves naar de onthaalstructuur waar hij een overlijdensdekking kon bekomen naar billijkheid moest geraamd worden op 25% van het overlijdenskapitaal (gelijk aan de verworven reserves).
De werkgever moest echter in deze zaak uiteindelijk geen schadevergoeding betalen omdat hij een vordering tot vrijwaring had ingesteld tegen de verzekeraar, die door het Hof gegrond werd verklaard. Tussen de werkgever en de verzekeraar bestond er immers een overeenkomst van lastgeving waarin ze waren overeengekomen dat de verzekeraar de uittredingsbrieven zou versturen. Als lasthebber is de verzekeraar aansprakelijk voor zijn fouten gemaakt bij de uitvoering van die overeenkomst. Bijgevolg werd de verzekeraar ook veroordeeld tot terugbetaling van het deel van de schadevergoeding dat de werkgever aan de erfgenamen zou moeten betalen in uitvoering van het arrest.
Belang van dit arrest?
De WAP bepaalt dat de kennisgeving bij uittreding aan de aangeslotene schriftelijk of elektronisch moet gebeuren. Bij betwisting zal de werkgever of de pensioeninstelling moeten aantonen (of minstens aannemelijk moeten maken) dat de brieven/formulieren wel degelijk (tijdig) verstuurd werden, wat niet altijd evident is gelet op de langetermijnhorizon van aanvullende pensioenen.
Eerdere rechtspraak oordeelde al dat de werkgever niet wettelijk verplicht is om de uittredingsbrieven aangetekend te versturen, wat in de praktijk vaak ook niet werkbaar zou zijn. Bewijsproblemen zou men wel kunnen oplossen door de brieven ook per e-mail, met ontvangstbewijs, te zenden.
Indien de werkgever heeft afgesproken dat de pensioeninstelling instaat voor de verzending van de uittredingsbrieven, moet hij zich ervan bewust zijn dat deze afspraak niet tegenstelbaar is t.a.v. de aangeslotenen en begunstigden. De werkgever, op wie de wettelijke informatieverplichting rust, kan in dat geval nog steeds mee aansprakelijk gesteld worden indien de pensioeninstelling niet kan bewijzen dat ze de uittredingsbrief effectief verzonden heeft. Maar indien de niet-verzending te wijten is aan de fout van de pensioeninstelling, kan de werkgever zich nadien wel richten tot de pensioeninstelling en terugbetaling vragen van het deel van schadevergoeding waartoe hij veroordeeld zou zijn.
Arbeidshof Brussel, 13 juni 2023, AR 2022/AB/64, onuitg.

Barbare Heylen
Advocaat
Claeys & Engels