Terwijl de Vlaamse arbeidsmarkt sinds 2008 met het begin van de financiële crisis amper groeide, bleef de werkgelegenheid in de welzijnssector toenemen. De tewerkstelling in de sector groeide gemiddeld met 2 procent per jaar en scoort veel hoger dan het Vlaamse cijfer dat volgens de RSZ sinds 2008 slechts 0,1 procent bedraagt. De laatste jaren (2011 en 2012) neemt echter ook het groeiritme in welzijn af als gevolg van het Vlaams overheidsbeleid en een voorzichtig personeelsbeleid door de werkgevers.
De gemiddelde leeftijd in de onderzochte groep is 40,1 jaar. De voorbije vijf jaar is er een lichte maar continue toename van de leeftijd van 39 naar 40,1 jaar, dus een groei met één jaar. Met deze cijfers volgt de sector de cijfers van SD Worx en Acerta. Zij kwamen tot een iets hogere gemiddelde leeftijd: 40,5 jaar in 2008 en 41,7 jaar in 2012. De gemiddelde welzijnswerker is dus iets jonger dan de gemiddelde Vlaamse werknemer.
Bijzonder opvallend is de sterke groei van het percentage 50-plussers van 22,2 procent in 2008 naar 27,9 procent in 2012. Dit cijfer ligt beduidend hoger dan het RSZ-cijfer 2012 van 24,9 procent en het cijfer van SD Worx 2012 van 21,6 procent. De groei en het hoger percentage 50-plussers is te verklaren door meerdere factoren, zoals onder andere de gemiddelde hogere scholingsgraad van de welzijnswerker. Meer dan 50 procent heeft een diploma van hoger onderwijs. In studies is voldoende aangetoond dat de groep met een hogere opleiding beduidend meer gezonde levensjaren heeft en dus ook langer aan de slag kan blijven.
De welzijnssector scoort goed voor werkbaar werk (Werkbaarheidsmonitor 2013 van de Stichting Innovatie & Arbeid). De loopbaan- en leermogelijkheden worden gewaardeerd. Tijdskrediet, deeltijds werk en een selectieve arbeidsduurvermindering voor oudere werknemers maken een goede werk-privébalans mogelijk. Andere factoren zijn de schaarser wordende arbeidsmarkt die werkgevers uitdaagt om hun huidige personeel steeds beter te motiveren en aan de slag te houden.
Eén op twee werknemers in de welzijnssector heeft een deeltijdse baan. De cijfers van Acerta en SD Worx tonen een heel ander beeld. In Vlaanderen werkt ongeveer één op drie deeltijds. Op de werkvloer zijn er echter nog veel meer mensen vaak afwezig: 10 procent van de werknemers is niet actief wegens tijdskrediet, ouderschapsverlof, ziekte of zwangerschap.
De mogelijkheden van deeltijds werk en loopbaanonderbreking(en) maken werk in de welzijnssector aantrekkelijk voor de plus 35-jarigen en zijn een troef voor de sector. Zij vragen echter ook bijzondere inspanningen bij het inplannen en roosteren van de vele medewerk(st)ers. Voor veel pas afgestudeerden en mensen onder de 35 is deeltijds werk vaak geen keuze. Zij werken dan verplicht in deeltijdse en tijdelijke contracten.
De welzijnssector kent een hoger dan gemiddeld personeelsverloop. Met ongeveer 19 procent nieuwe aanwervingen per jaar scoort de sector bijna 2 procent hoger dan het gemiddelde bij SD Worx. De uitstroom is goed voor ongeveer 18 procent van het personeel. Op de steekproef van 20.000 werknemers zijn er 3600 personeelswissels op één jaar. Oorzaken zijn de talrijke vervangingscontracten voor tijdelijk afwezige personeelsleden en het inzetten van personeel via tijdelijke subsidies. De personeelswissels situeren zich in hoofdzaak bij de groep min 35 jaar. Het is deze groep die vaak zeer lang werkt met tijdelijke contracten en daarom soms de sector verlaat voor een vaste job elders.
Eens een vaste job gevonden is de welzijnswerker trouw aan zijn werkgever en blijft gemiddeld 11,6 jaar aan de slag bij dezelfde organisatie. Het gemiddelde bij SD Worx ligt op 8,8 jaar, terwijl Acerta 7 jaar becijfert. Verklaring voor het hogere cijfer is wellicht te vinden in het feit dat welzijnswerkers een specifieke motivatie en een specifiek diploma hebben zoals opvoeder-begeleider, kinderverzorgster, sociaal werk, kiné, ergotherapie, verpleegkunde, psycholoog of orthopedagoog, waarmee ze niet zo eenvoudig in een andere sector aan de slag kunnen. Uiteraard is een algemene jobtevredenheid wellicht de meest evidente verklaring.
Als gevolg van de vergrijzing van het personeelsbestand en rekening houdend met een gemiddelde uitstapleeftijd die op 60 jaar ligt, moet in de welzijnssector meer dan een vierde van het personeel vervangen worden tijdens de komende 10 jaar. Alleen voor deze steekproef moeten 5000 nieuwe medewerkers worden gevonden ter vervanging van zij die de job vaarwel zeggen. Een helse opdracht als men rekening houdt met de vraag naar personeel, gezien de verwachte toename van welzijnsbehoeften door de vergrijzing, de concurrentie op de arbeidsmarkt en de knelpuntberoepen.
De groep met meer dan 20 jaar baremieke anciënniteit groeit het sterkst naar een aandeel van 37,64 procent in 2012. De kostprijs van de anciënniteitsgroei is een niet te verwaarlozen kostendrijver voor de sector. Cijfers van het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn over de periode 2000-2013 geven een gemiddelde procentuele meerkost aan van 0,8 procent per jaar door toenemende anciënniteit.
De ‘witte’ sector is ook (te) vrouwelijk en (te) wit. Slechts 1,5 procent is allochtoon en 0,66 procent is arbeidsgehandicapt. Positief is dat de cijfers een stijgende trend vertonen, maar ze geven ook aan dat er wat mis is met de evenredige vertegenwoordiging en de diversiteit. De Vlaamse overheid scoort bijvoorbeeld veel beter. Het Vlaams Welzijnsverbond roept de werkgevers en overheden dan ook op werk te maken van een betere instap en aangepaste trajecten voor doelgroepwerknemers en/of mensen uit de kansengroepen. In de kinderopvang met 98 procent vrouwen moeten dringend meer mannen aan de slag. In de hele sector zijn ook meer begeleid(st)ers nodig met diverse etnisch-culturele achtergronden.
Info: www.vlaamswelzijnsverbond.be