91 procent van de werknemers en 83 procent van de werkgevers gaan akkoord met de stelling dat arbeiders en bedienden dezelfde rechten moeten hebben.
Bij een gelijkschakeling van de statuten mogen zowel arbeiders als bedienden geen nadeel ondervinden. Hiermee gaat 93 procent van de werknemers akkoord en 69 procent van de werkgevers.
Ontslag
Wat betreft de opzegtermijn stelt 87 procent van de werknemers, samen met 74 procent van de werkgevers, dat “de opzegtermijnen van arbeiders bij ontslag even lang moeten zijn.”
Als expliciet “de huidige opzegtermijn van de bedienden als referentie voor de gelijke opzegtermijn voor iedereen” naar voren geschoven wordt, gaat nog amper 26 procent van de werkgevers akkoord. Bij arbeiders gaat het om 71 procent, terwijl dat bij bedienden op 77 procent ligt.
Ongeveer de helft van de werknemers vindt het niet realistisch om de opzegtermijnen van de ene op de andere dag gelijk te schakelen. 57 procent van de werkgevers is het daarmee eens.
95 procent van de werknemers gaat akkoord met de stelling dat alle werknemers moeten beschermd worden tegen willekeurig ontslag. 68 procent van de werkgevers is het eens met deze stelling.
64 procent van de werknemers vindt bovendien dat de werkgever een opleiding moet aanbieden die uitzicht geeft op nieuw werk. Hoe ouder werknemers zijn, hoe meer ze akkoord gaan met deze stelling. Bij de werkgevers is slechts 14 procent het eens met het voorstel om opleiding aan te bieden aan ontslagen werknemers.
Carensdag
Een grote meerderheid van de werknemers (83 procent) wil de afschaffing van de carensdag. Slechts 32 procent van de werkgevers gaat met deze stelling akkoord.
Volgens driekwart van de arbeiders zou dit het absenteïsme niet doen stijgen. 58 procent van de bedienden gaat hiermee akkoord. Terwijl slechts een derde van de werkgevers geen stijging van het absenteïsme verwacht door het afschaffen van de carensdag.
Loon
90 procent van de arbeiders en bedienden vindt het logisch dat werknemers met meer anciënniteit ook meer verdienen. Ook jongeren gaan akkoord met dit principe: 86 procent arbeiders en bedienden tussen 18-34 steunt dit stelsel, tegenover 93 procent in groep 35-49 en 92 procent in de groep van 50-plussers.
68 procent van de werkgevers vindt het logisch dat werknemers met meer anciënniteit meer mogen verdienen.