De voorbije maanden steeg de mannelijke werkloosheid steeds opvallend sneller dan de vrouwelijke. De tertiaire en quartaire sectoren waarin vaker vrouwen werken, zijn immers minder conjunctuurgevoelig dan de industrie. Dat gender-verschil is nu zo goed als uitgevlakt (+8,9 procent versus +8,8 procent).
Toch blijft de mannelijke werkloosheid (53,4 procent) hoger dan de vrouwelijke (46,6 procent). Voor de crisis waren de mannen nog steevast in de minderheid.
De laaggeschoolde werkloosheid (+3,4 procent) stijgt het traagst. Dat volgt uit de wisseling van de generaties, oudere leeftijdsgroepen die de arbeidsmarkt verlaten hadden minder studiekansen dan de generaties die hun volgden, en niet uit de verbetering van hun arbeidsmarktpositie.
De aarzelende conjunctuur tekent zich af in de toename van de hooggeschoolde werkloosheid. Het aantal hooggeschoolde werkzoekenden steeg met 15,9 procent op jaarbasis.
De jeugdwerkloosheid groeit met 5,2 procent. De leeftijdstranche 18 tot 20 jaar daalt met 6,4 procent, terwijl de groep 20 tot 25 jaar stijgt met 11 procent. In de middenleeftijdsgroep stijgt het aantal werkzoekenden met 10,6 procent.
Ook het aantal werkzoekende 50-plussers is op jaarbasis gestegen met 8,7 procent. Dit is deels te verklaren door een wetswijziging, waardoor de leeftijdsgrens waarop bruggepensioneerden beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt is opgetrokken tot 60 jaar.