De werknemers krijgen niet alleen meer opleiding, ze hebben ook meer de kans om via een functioneringsgesprek hun prestaties te verbeteren. Er is eveneens meer overleg over de toekomst van de werknemer in het bedrijf. Daarnaast hebben ze in meer gevallen kunnen participeren aan een arbeidstevredenheidsonderzoek.
Kortom, op het eerste gezicht zijn de ontwikkelingen in het HR-beleid positief. Toch zijn werknemers nu veel minder tevreden over het HR-beleid in hun bedrijf dan zeven jaar geleden. Toen werd nog een score van zeven op tien gegeven. Nu is dit gezakt naar 6,4.
Deze evolutie heeft bijna zeker te maken met de economische crisis. Opvallend is dat werknemers ook duidelijk minder tevreden zijn over de balans tussen werk en privéleven. Zeven jaar geleden werd deze nog relatief positief beoordeeld met een score van 7,3. Nu is dit gezakt naar 6,8.
De daling van de HR-score is alvast merkwaardig, omdat uit de rest van het onderzoek weinig elementen te halen zijn die als objectieve verklaring kunnen dienen. Ongetwijfeld vormt de huidige economische crisis de belangrijkste verklaring voor deze daling in appreciatie.
Meer opleiding
Bedrijven doen nu duidelijk meer aan opleiding dan zeven jaar geleden. 60 procent van de medewerkers heeft in de afgelopen twaalf maanden ten minste één opleiding gevolgd. In 2002 was dit slechts 39 procent.
In de overgrote meerderheid van de gevallen worden opleidingen gevolgd die in het verlengde van de huidige functie liggen.
Opleidingen vinden ook meestal geheel of gedeeltelijk plaats tijdens de werkuren (84 procent) en worden ook meestal volledig gefinancierd door de werkgever (86 procent). Dit is niet gewijzigd sinds 2003. Hoopgevend is dat ook vijftigplussers nu veel meer opleiding volgen.
Meer beoordelings- en functioneringsgesprekken
Er vinden nu ook veel meer beoordelings- en functioneringsgesprekken plaats. In 2003 meldden44 procent van de respondenten dit soort gesprekken. Nu is dat opgelopen tot 67 procent. Ook bij vijftigplussers is er veel meer sprake van dit soort gesprekken.
Als we dit koppelen aan een grotere opleidingsinspanning bij vijftigplussers, dan ziet het ernaar uit dat bedrijven wel degelijk meer inzetten op een grotere inzetbaarheid van deze leeftijdscategorie. Een minpunt is dat werknemers de beoordelings- en functioneringsgesprekken minder positief waarderen dan vroeger (van 7 naar 6,6).
Meer extralegale voordelen
Over het algemeen winnen extralegale voordelen nog aan belang. De meest favoriete extralegale voordelen zijn in volgorde van belangrijkheid de groepsverzekering/aanvullend pensioen, hospitalisatieverzekering, maaltijdcheques, kostenvergoeding en een auto van de zaak.
Er is een duidelijk verschil tussen gewenste voordelen en deze die effectief worden genoten. De grootste mismatch zit bij de auto van de zaak. 40 procent van de respondenten zou er graag één willen, maar slechts één op de vijf heeft er effectief recht op.
Minder evenwicht werk-leven
Onrustwekkend is dat het minder goed gaat met het evenwicht tussen werk en privé. In 2003 gaven werknemers nog een score van 7,3 voor dit evenwicht. Nu is dit gedaald naar 6,8. Deze terugval doet zich bij alle statuten voor, maar is meer uitgesproken voor de hogere profielen.
Minder tevreden over gewenste flexibiliteit
Werknemers zijn ook helemaal niet tevreden over de mogelijkheden inzake flexibiliteit op maat van de werknemer. De mogelijkheid inzake deeltijds te werken, glijdende uren, tijdskrediet en verlof zonder wedde halen allemaal een tevredenheidsscore van minder dan 6. Alleen ouderschapsverlof haalt een score van 7. Het meest kritisch in deze zijn de hoogste werknemersprofielen.
Deze lage scores zijn verrassend omdat niet kan ontkend worden dat de objectieve mogelijkheden voor werknemers gemiddeld genomen sinds 2003 gestegen zijn. Het ziet er dan ook naar uit dat werknemers anno 2010 veeleisender zijn geworden. Misschien is dit een gevolg van de groeiende intensifiëring van het werk.