Recentelijk besliste het arbeidshof van Brussel dat bijdragen betaald voor een werknemer aan de toenmalige Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid (DOSZ) (*), als gevolg van een facultatieve aansluiting door de werkgever, wettelijke sociale-zekerheidsbijdragen zijn en bijgevolg buiten het toepassingsgebied van de Loonbeschermingswet vallen (arbeidshof van Brussel, 26 juni 2015, AR 2014/AB/25, onuitg.). Dit arrest biedt een argument om te stellen dat dergelijke bijdragen noch sociaal-zekerheidsrechtelijk loon uitmaken, noch arbeidsrechtelijk loon.
Geschil tussen werkgever en (ex-)werknemer
In casu werd een Belgische werknemer door zijn werkgever een hele tijd geëxpatrieerd naar een land dat op dat ogenblik niet was toegetreden tot de EER (**). Tijdens deze periode sloot de werkgever de werknemer aan bij de DOSZ, de toenmalige Belgische openbare instelling belast met het verzekeren van de sociale zekerheid van personen werkzaam buiten de EER, en stortte aan de DOSZ bijdragen voor deze werknemer. Na enige tijd onderstond er tussen werknemer en werkgever een discussie over het bedrag van de gestorte bijdragen. De werknemer vorderde hiervoor een compensatie. De arbeidsovereenkomst was op dat ogenblik al meer dan een jaar beëindigd.
De centrale vraag in dit arrest betrof de vraag naar de toepasselijke verjaringstermijn en hiermee samenhangend de vraag naar de kwalificatie van de bijdragen aan de DOSZ.
De werknemer argumenteerde dat de bijdragen aan de DOSZ loon uitmaakten in de zin van de Loonbeschermingswet. Bijgevolg zou de niet-betaling hiervan een misdrijf uitmaken, zodat de strafrechtelijke verjaringstermijn van toepassing zou zijn en de vordering tijdig was ingesteld.
Verjaard of niet?
De werkgever argumenteerde daarentegen dat de vordering van de werknemer verjaard was. Hij stelde dat de bijdragen aan de DOSZ “sociale-zekerheidsbijdragen aan een wettelijk sociaal-zekerheidsstelsel” waren. Volgens de Belgische wetgeving vallen dergelijke bijdragen aan een wettelijk sociaal-zekerheidsstelsel niet onder het toepassingsgebied van de Loonbeschermingswet. De werkgever stelde dat de bijdragen aan de DOSZ weliswaar facultatief waren, maar dat ze wel degelijk sociale-zekerheidsbijdragen aan een wettelijk sociaal-zekerheidsstelsel uitmaakten. Bijgevolg zou de arbeidsrechtelijke verjaringstermijn van toepassing zijn, en zou de vordering verjaard zijn, aangezien ze meer dan een jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst werd ingesteld.
Uitspraak van het arbeidshof
Kort samengevat diende het arbeidshof dus uitspraak te doen over het volgende:
- Indien de bijdragen aan de DOSZ gekwalificeerd moesten worden als loon in de zin van de Loonbeschermingswet, zou de strafrechtelijke verjaringstermijn van toepassing zijn.
- Indien de bijdragen gekwalificeerd moesten worden als bijdragen aan een wettelijk sociaal-zekerheidsstelsel, zou slechts de arbeidsrechtelijke verjaringstermijn spelen.
Het arbeidshof volgde de redenering van de werkgever. Het oordeelde dat, hoewel de aansluiting bij de DOSZ facultatief was, het wel degelijk ging over wettelijke sociale-zekerheidsbijdragen. De bijdragen die aan de DOSZ betaald moesten worden, waren dus wettelijke sociale-zekerheidsbijdragen en geen loon.
Dit arrest biedt een argument om te stellen dat bijdragen aan een facultatief overzees sociaal-zekerheidsstelsel geen sociaal-zekerheidsrechtelijk loon uitmaken. Aangezien het sociaal-zekerheidsrechtelijk loonbegrip ruimer is dan het arbeidsrechtelijk loonbegrip, zou op basis van dit arrest ook geargumenteerd kunnen worden dat bijdragen betaald aan een facultatief overzees sociaal-zekerheidsstelsel geen arbeidsrechtelijk loon uitmaken. Concreet zou hierdoor gesteld kunnen worden dat dergelijke bijdragen niet in de berekeningsbasis horen van het jaarlijks brutoloon ter berekening van een opzeggingsvergoeding. Het blijft evenwel afwachten of deze stelling navolging zal krijgen in overige rechtspraak.
Auteur: Annabelle Truyers (advocaat Claeys & Engels)
(*) De Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid (DOSZ) en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO) zijn sinds 1 januari 2015 gefusioneerd tot de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels (DIBISS).
(**) EER staat voor de Europese Economische Ruimte. Daartoe behoren alle 28 lidstaten van de Europese Unie, aangevuld met Liechtenstein, IJsland en Noorwegen.