Ik ben, zowel professioneel als persoonlijk, wel een aantal keren met die sector in contact gekomen, heb er zelfs een tijdlang middenin gezeten. Twee dingen vielen mij dan telkens op: hoe humaan onze samenleving opgebouwd is en hoeveel instanties er bekommerd zijn over al wie – door eigen schuld of door brute pech – in nood is geraakt. Maar ook hoeveel personen er vegeteren in die instanties en toch de indruk hebben dat zij het zijn, die de zaak doen marcheren. Het zijn zij waar, in mijn beleving, het geld naartoe gaat. En het is bij hen dat moet gesneden worden.
Voor elke persoon die werkt in de sociale sector is er, naar mijn ervaring, een ander die vergadert over waaraan die werker dient te werken en hoe hij dat moet doen. Vergaderen is de pest van de sociale sector, niet omdat er tijd verspild wordt en woorden verknoeid raken – als het dat maar was, dan was het zo erg niet. Maar vooral omdat velen hun nuttigheid ontlenen aan het feit dat ze vergaderen, terwijl de anderen werken.
Het gaat dan zelden om de basiswerkers, maar meestal over de stafmedewerkers. Die functioneren vaak volgens het peter principle dat ons leert dat mensen niet slechts doorgroeien beyond competence, maar ook dat de zo doorgegroeide persoon de neiging heeft om werk uit te vinden dat moet aantonen hoe belangrijk hij wel is. Vandaar de gulden regel: laat een overbodig iemand bezig en hij zal binnen de kortste keren om een assistent komen vragen, omdat hij de werkdruk niet meer aankan.
Dat is volgens mij het ware probleem van de sociale sector vandaag: er werken niet te weinig of te veel mensen in, en die verdienen niet te weinig of te veel, maar het zijn de verkeerde personen die werken en de verkeerde personen die observeren hoe die werkers werken. Het zijn niet de verpleegsters, opvoeders, straathoekwerkers of bejaardenverzorgers die de boel verzieken, maar de specialisten van allerlei pluimage, de -ogen en de -peuten. Mensen met diploma’s die meestal nooit echt in de praktijk hebben gestaan en niet weten waarover ze praten.
Daarom zou ik het zeer nefast vinden indien de overheid op de vraag van die sector ingaat om meer centen. Dat zeg ik niet omdat ik die mensen niet meer geld gun. Ik denk dat we eerst moeten discussiëren over de besteding van die centen. Dat kan echter niet van bovenaf, zoals minister Frank Vandenbroucke geprobeerd heeft. Dan vervang je de ene bureaucratie – die van de overbodigen – door de andere, die van de professionele hartvreters, de inquisiteurs, de regelneven. Hervormen heeft slechts zin van onderuit.
Hoe? Volgens mij door de opleidingen ondersteboven te gooien. Om dokter te mogen worden, moet je eerst verpleger zijn geweest, bijvoorbeeld. Eerst de doorleefde en doordachte praktijk, dan pas de wetenschappelijke bovenbouw. Het zal niet slechts voor ander personeel zorgen, het zal ook onze universiteiten – die ivoren torens van wereldvreemde uitleg – veel grondiger door elkaar schudden dan via de Bologna-hervorming mogelijk is.
Eerst een bachelor, dan de praktijk in en dan pas een master. Dat zal echter een complete omvorming van ons denken nodig maken. En dat zullen we waarschijnlijk niet opbrengen, wegens te revolutionair. Het gevolg zal een steeds hoger wordende factuur zijn, waaronder de sector zal bezwijken. Dan zitten we pas echt in de penarie en zullen de –ogen en de –peuten pas echt stof hebben om over te vergaderen.